woensdag 21 september 2011

Afstand van bedenktijd bij nogmaals aangaan van koopovereenkomst rechtsgeldig ?

13 september 2011 Bron: Formaat notarissen


K heeft van V een appartement gekocht. De koopovereenkomst is aangegaan onder de ontbindende voorwaarde dat er op enig moment geen splitsingsvergunning is verleend. De splitsingsvergunning is op enig moment (nog) niet verleend. V en K sluiten daarom een nieuwe koopovereenkomst waarbij K afstand doet van de hem op grond van art. 7:2 BW toekomende bedenktijd. K ontbindt deze overeenkomst niettemin met een beroep op art. 7:2 BW. Kan dit?

Koper K heeft van verkoper V een appartement gekocht. De koopovereenkomst is gesloten onder de ontbindende voorwaarde dat er op enig moment geen splitsingsvergunning is verleend. K geniet daarnaast natuurlijk de “3 daagse bedenktijd” op grond van art. 7:2 BW. De splitsingsvergunning is op enig moment (nog) niet verleend. V en K sluiten daarom een nieuwe koopovereenkomst. De bepaling inzake de bedenktijd wordt in deze overeenkomst doorgehaald. Nog binnen het verstrijken van de termijn van de (hem op grond van de nieuwe koopovereenkomst niet toekomende) bedenktijd ontbindt K de koopovereenkomst niettemin met een beroep op art. 7:2 BW. V vordert daarop van K in rechte schadevergoeding wegens wanprestatie.

De rechter geeft aan dat de bedenktijd ertoe dient een koper te beschermen tegen een overhaaste beslissing. V’s argument dat K een dergelijke bescherming niet meer nodig heeft op het moment dat hij de koop nogmaals sluit, snijdt daarom hout. V is voorts van mening dat de bedenktijd (ex art. 7:2 lid 2 slotzin BW) niet wederom ontstaat, nu de tweede koopovereenkomst is gesloten binnen een termijn van zes maanden na de eerste. Deze situatie is echter volgens de rechter in het geheel niet aan de orde. De eerste koopovereenkomst is namelijk van rechtswege ontbonden door vervulling van de ontbindende voorwaarde en niet door K met een beroep op de bedenktijd. Verder, zo stelt V, heeft K afstand gedaan van de bedenktijd. Volgens de rechter laat art. 7:2 lid 4 BW hierover géén misverstand bestaan: de bedenktijd kan niet op een dergelijke manier opzij worden geschoven, uitzondering daargelaten! En van een uitzondering als bedoeld in art. 7:2 lid 4 BW, is volgens de rechter in casu geen sprake.

De rechter wijst de vordering van V derhalve af.

Hof Amsterdam, 14 juni 2011, LJN BR1224

Geen opmerkingen: